Procedure na verzinken
Zinkcoatings die nog niet zijn blootgesteld aan atmosferische invloeden zijn gevoelig voor vocht bij een beperkte luchttoegang. Dit geldt vooral voor nieuw gemaakt zinkcoatings, die in de beginperiode gekenmerkt worden door een hoge chemische reactiviteit. Vrij snel wordt er een witte coating gevormd (de zgn. witte corrosie). Dit verschijnsel doet zich ook voor wanneer regenwater niet uit de zinkcoating kan vloeien.
Om witte corrosie te voorkomen wordt er aanbevolen verzinkte structuren zodanig op te stappelen (ook tijdens het vervoer) dat de luchtcirculatie mogelijk is. Hiervoor is het nuttig om afstanders te gebruiken die ervoor zorgen dat twee verzinkte elementen niet in contact met elkaar komen. Verzinkte elementen kunnen het best op overdekte plaatsen worden opgeslagen, weg van materialen die een agressieve omgeving vormen (meststoffen, zuren, enz.)
Tijdens opslag en installatie is het belangrijk om de bronnen van vreemde roest te vermijden. Verzinkte constructies zouden niet mogen worden onderworpen aan een aanvullende mechanische bewerking (snijden, boren, slijpen, enz.) omwille van risico op beschadiging van de corrosiewerende coating. Door de corrosiebron onbeschermd te laten ontstaan er nieuwe corrosiebronnen en wordt de beschermende laag van zink sneller uitgewerkt.
Om een gelijke bescherming tegen corrosie te waarborgen, moeten de verzinkte delen ook worden verbonden met verbindingselementen dat ook thermisch verzinkt werden. Verbindingselementen (bouten, klinknagels) beschermd op een andere manier dan thermisch verzinken (bv. gegalvaniseerd) zijn niet geschikt voor gebruik in de buitenlucht onder atmosferische omstandigheden door de geringe dikte van de zinklaag.